18 augustus werd de gelukkigste dag van mijn leven. Niet per se de dag die me het meest gelukkig maakte, maar simpelweg een dag met de meeste “chance”. Het feit dat ik vorig jaar de pukkelpopramp had meegemaakt, was bijvoorbeeld de enige reden dat ik voor deze editie aan een zaterdagticket was geraakt. En de hitte die ook ’s morgens al woedde, zorgde ervoor dat ik een uur vroeger opstond, waardoor ik net op tijd las dat ik een uur vroeger moest opstaan. Mijn festivaldag begon al om 11.30 aan de mainstage…
Balthazar (11.30, Main Stage) ***
Deze Belgische band, die twee jaar geleden nog de Wablief?! afsloot, mocht het hoofdpodium op de laatste dag openen. Ze waren niet onder de indruk van die omstandigheden en speelden een redelijk atypische set, waarbij mij enkel ‘Fifteen Floors’ bekend in de oren klonk. Enkele nieuwe nummers en niet-singles zorgen voor een sfeervol begin van de dag, toen nog in de schaduw.
Dry The River (12.00, Marquee)**** 1/2
Maar ik zat al met mijn gedachten bij een van mijn meest geanticipeerde optredens van de dag. Dry The River krijgt redelijk wat aandacht in Groot-Brittannië, in België braken ze, nochtans in het spoor van Mumford & Sons of Fleet Foxes nog niet echt door. Hun optreden viel daardoor heel kort uit en miste de tijd om naar hun climax (‘Lion’s Den’, het op één na beste nummer van de dag) te groeien, maar misschien ging de tijd net zo snel vooruit door hun eigen verdienste. Via onder andere ‘Demons’ en ‘Bible Belt’, enkele rustige nummers, gingen ze naar hét intense en zeer vroege hoogtepunt van de dag: ‘No Rest’. Deze korte, gevarieerde set doet veel goeds verhopen voor hun toekomst.
The Joy Formidable (12.35, Main Stage)****
De Morgen noemde hen in hun recensie een goed alternatief voor Muse, die de foute dubsteprichting zouden aanhangen. Zo ver zou ik nog niet durven gaan, en ze zijn ook niet helemaal vergelijkbaar, maar hun rotsvaste shoegaze sloeg bij een groot deel van het kleine publiek wel degelijk aan. Het hoofdpodium was misschien net iets te groot voor hen, met hun relatief grote hit en afsluiter ‘Whirring’ echter vuurden ze een enorme hoeveelheid energie de wei op, die de volle 7 minuten bleef doorrazen. Andere hoogtepunten waren ‘Love Is The Everchanging Spectrum Of A Lie’ en ‘Austere’, en het grote geluk bekend volk tegen te komen, waardoor ik voor de rest van de dag gegarandeerd goed gezelschap had.
Man Without Country (13.15, Castello)***
Net 13 uur gepasseerd en al twee straffe gigs gezien, dat kan enkel op pukkelpop. Het werd tijd voor een vrijblijvende ontdekking in het nieuwe podium ‘Castello’, wat eigenlijk gewoon een vertaalde, verplaatste en gelukkig ook vergrootte chateau was. De dansbare muziek van de moeilijk te beschrijven band maakte de honderd toeschouwers zeer enthousiast. Er was, ondanks de opkomst, dus wel degelijk sfeer en tegelijk ook veel ruimte om te dansen. Een interessante afwisseling.
The Cribs (13.55, Main Stage)** 1/2
Door hun twee sterke singles ‘Men’s Needs’ en ‘Cheat On Me’ waren The Cribs op mijn schema beland. Komende van de andere kant van het terrein miste ik misschien dat laatste nummer, maar het gehele concert was geen hoogvlieger. Ergens gezeten vlakbij het podium genoot ik toch van de grungy indie rock en een welgekomen zitpauze in de ondertussen brandende zon. Mijn binnengesmokkelde wafel smaakte – zonder zwans – als een gebakken wafel. Na ‘Men’s Needs’ vertrok ik met hoge verwachtingen naar Daughter.
Daughter (14.40, Club)****
Die verwachtingen werden grotendeels ingelost. Daughter, vooral bekend als een van de lievelingetjes van het stubru-programma Duyster, gaf een bloedmooi optreden. De nummers werden aaneengepraat door de erg verlegen – “this song is about ehm, death” - en daardoor vertederende frontvrouw, die niet wist wat haar overkwam toen ze het opgekomen publiek zag (dat de club de koelste tent was, was wellicht de grootste oorzaak). Met ‘Candles’ en vooral ‘if you’re in love then you’re the lucky one…’ scheurde ze onze harten aan flarden.
Pulled Apart By Horses (16.40, The Shelter)**** 1/2
Het contrast kan amper groter zijn dan met Pulled Apart By Horses. Deze punk band met indie invloeden is de Britse grote broer van Psycho 44, en combineerde een fantastische sfeer met mosh en circle pits, een overgevende frontman (doordat hij zich zo overgaf aan zijn performance) en een oproep tot willekeurige high fives in het publiek. Dat laatste leidde uiteraard ‘High Five, Swan Dive, Nose Dive’ in, wat het laatste deel van één groot hoogtepunt vormde, dat me heel wat nekpijn heeft bezorgd.
The Shins (16.55, Main Stage)***
De ideale achtergrondmuziek voor een twintigtal minuten liggen in de zon en genieten van een verrassend lekkere spie pizza margherita. Best een fijn optreden, maar misschien geen echte festivalband. Geen spijt van de overlapping met Pulled Apart By Horses dus.
Patrick Watson (17.45, Club)**** 1/2
Eigenlijk stond hier mijn eetpauze gepland, ik kende deze band namelijk niet, maar door een vergetelheid had ik bij dit concert afgesproken met vrienden (en communicatie blijft moeilijk op pukkelpop…). En gelukkig maar! Na een wat aarzelende start, vooral omdat zijn muziek niet echt evident is, greep zijn muziek me meer en meer aan. Zijn humor en kunde om een publiek mee te krijgen, samen met het feit dat er op het podium heel wat te zien valt door een legioen aan instrumenten, waren de kers op de taart. Ik kreeg van zijn show werkelijk een spontaan geluksgevoel. De snoodaard deed me nog even hopen op ‘To Build A Home’, maar nadat hij zijn drie keuzemogelijkheden aan het publiek had voorgelegd, bleek het om een van zijn mopjes te gaan.
Als enige mocht hij trouwens een concert geven rond de aangekondigde minuut stilte van 18.10u voor de slachtoffers van verleden jaar. Het ging aan me voorbij dat ik de ramp vanop dezelfde plaats had beleefd, exact 1 jaar voor de minuut stilte. De minuut stilte zelf viel binnen een prachtig nummer over familie en vrienden, gezamenlijk rond één micro gebracht door de band. In het midden van dit nummer braken ze af, en een ongelooflijk indrukwekkende minuut stilte volgde. Zelfs geen kuchje ontsnapte in de Club-tent. Nadien volgde een oorverdovend applaus en even later brak het onderbroken nummer van Patrick Watson helemaal open. De tranen bleven op het nippertje bedwongen.
The Antlers (19.35 , Club)**
In diezelfde Club traden The Antlers even later op. Vooraf een van m’n meest geanticipeerde optredens na mijn verslaving aan hun voorlaatste cd ‘Hospice’. Helaas brachten ze het er maar matig vanaf. Enkel nummers uit hun laatste worp haalde de setlist, uitgezonderd hun nieuwe single ‘Drift Dive’. Bij elk nummer dacht ik: “nu zijn we de intro van mindere nummers voorbij, de greep naar de keel wordt ingezet”, maar helaas, die kwam er niet. Ze maakten een grote vertraagde brei van hun nummers, en zelfs hun fantastische ‘Putting The Dog To Sleep’, voor de gelegenheid wat uitgerokken, sloeg amper aan. Desondanks toch nog sfeervol verlopen, en door de intrinsieke kwaliteit van de band geen verkwist uurtje.
Miike Snow (20.20, Marquee)*****
Toch een klein baalgevoel, toen ik 5 minuten na de start pas bij Miike Snow arriveerde. Die had een feest ingezet wat ik nog maar zelden beleefd had. Van begin tot einde projecteerde hij zijn onuitputtelijke energie op het publiek, terwijl een lichtshow bij zonsondergang het feest vervolmaakte. Luisterend naar zijn muziek op plaat vormt het een uitdaging onbeweeglijk te blijven, maar live is zijn muziek een bom. Het was misschien wel het einde van de dag, maar de vermoeidheid en de pijn maakten plaats voor continu gedans. ‘Animal’, ‘Sylvia’, ‘Paddling Out’, ‘Burial’,… het kleine publiek (de aanwezigen bij The Black Keys hadden ongelijk!) dat was opgekomen, ging volledig uit zijn dak voor deze hits, maar evengoed voor zijn onbekendere nummers. Wauw.
Foo Fighters (22.25, Main Stage)*****
Even nog kreeg ik een benauwd gevoel, toen het kletteren van vertrappeld wordend afval op de grond, pratende mensen en andere bijgeluiden, gecombineerd met de gevallen duisternis, me even deden terugdenken aan het drama van het jaar ervoor. Snel gerustgesteld door de open hemel begaf ik me op goed geluk naar het hoofdpodium, hopend op een goed plekje en om in de al talrijk opgekomen/gebleven massa vrienden terug te vinden. En ik verzilverde mijn kleine kans.
Vanop een redelijke plaats , die we later konden verbeteren tot een goede plek, zagen we helden Dave Grohl en Taylor Hawkins op het hoofdpodium een indrukwekkend en strak concert geven. Ze hadden vooraf 2.5 uur tijd gekregen, waarvan ze 2 uur vol maakten en waarin ze niet eens DOA, Have It All of – ik was licht ontgoocheld – Let It Die gestopt kregen. Dat had misschien wel gelukt zonder de twee covers en te vaak uitgebreide show-off outro’s, maar goed. Hun verzameling hits is inderdaad zo groot, en de nummers van de laatste plaat moesten lieve ook echt niet onderdoen. Enkele toppers in de reeks van velen: ‘My Hero’, ‘Best of You’, ‘These Days’, waarbij hij zijn verhaal vertelde over de ramp van vorig jaar en dit nummer opdroeg aan de slachtoffers. Na 1.5 uur verlieten ze het podium, waarna alles donker werd en we met nachtkijker op de schermen Hawkins en Grohl zagen, die een spel begonnen met het publiek over het al dan niet geven van een bisronde, en hoeveel nummers die zou bevatten. De typische humor van Foo Fighters zat erin verwerkt, ze kon niet ontbreken. Het werden er uiteindelijk vier, met ‘Everlong’ als de gedroomde afsluiter. De sfeer in het midden van misschien wel 50.000 fans die gezamenlijk genoten van dit optreden is nauwelijks te beschrijven.
Hoe goed het dus was? Wel, ik ben niet eens zo’n grote fan, maar na 2 uur Foo Fighters en 13 uur/12 bands was ik absoluut nog niet verzadigd, ondanks de dorst, de honger en de vermoeidheid. Het was het perfecte einde van de perfecte festivaldag.