maandag 10 december 2012
Tijdloze 250 (2012)
maandag 15 oktober 2012
Het hoe en waarom van mijn maagpijn
zaterdag 13 oktober 2012
Friday Nightmares
Hoe Bert echt was.
Bert was een erg gedreven jongen. Erg talentvol ook. En hij had een hekel aan hoe andere mensen hun talenten zomaar konden vergooien, niet beseffend tot wat ze in staat zijn. Mensen die doelloos ronddwalen om 5 uur 's nachts bijvoorbeeld, na de overconsumptie van allerlei alcoholische rommel dat zelfs de meest verdienstelijke mens omvormt tot dwaze gek. Een achterlijke die enkele uren slaap later niet eens meer kan herinneren of hij zich wel of niet geamuseerd heeft. Wat een leven.
Hij was gepassioneerd in alles wat hij deed, zelfs al was het niet helemaal naar zijn zin. Bert gooide zijn alles in elke strijd waarin hij verwikkeld geraakte, hoe banaal of onbeduidend ook, maar hij had één groot probleem. Hij slaagde er nooit in om zijn talent om te zetten in geluk. Laten we dat even verduidelijk aan de hand van een flauwe wetenschappelijke uitleg die de genuanceerde uitleg in zijn context geweld aandoet: als Bert zijn talent gebruikte om bijvoorbeeld een lied te schrijven, creëerde hij een opeenvolging van noten die samen een kunstwerk vormden. Dat meesterwerkje omzetten naar iets concreets was hem nog nooit gelukt. Hij zou bandleden moeten vinden om zijn partituur te oefenen en op te nemen, maar hij had de communicatieve vaardigheden, noch de middelen ervoor om die zoektocht nog maar te initiëren. En zelfs al zou dat lukken, hij zou zijn cd nooit te midden van andere, zij het veel minder sterke, cd's kunnen leggen en verdedigen. Concurrentie was aan hem niet besteed. Marketingpraatjes al helemaal niet. Leugens hebben geen bestaansrecht.
Bert wilde graag enkele vrienden hebben met een sterke band, vrienden die hem konden begrijpen. Niemand stond op om die rol te vervullen, omdat Bert nooit een goede eerste indruk naliet en sociale vaardigheden miste om een gesprek op te starten met vreemden. Bert wilde graag iets betekenen in de wereld, zijn geniale werk en ideeën verspreiden, maar hij wist niet hoe hij dat moest doen. En zo liet Bert zijn geluk afhangen van doelen die hij nooit zou bereiken of nog maar benaderen.
Pas je dan aan, zegt de psycholoog, leer leven met je beperkingen. Maar hoe kan iemand leren leven met beperkingen die een ander niet eens begrijpt. Met beperkingen die niemand anders heeft. Hoe kan je aan een ander uitleggen dat je pas binnen een kwartiertje naar de fuif kan vertrekken, omdat je maag nog moet bekomen van een vettige maaltijd drie uur eerder. Hoe leg je uit aan spontane mensen, zij voor wie het moeite noch tijd kost om iets te bedenken om te vertellen, zij die vrienden maken bij de vleet, dat je dat zelf niet kan. Dat je je daarom een aanhangsel voelt, maar er niks kan aan doen. Het onbegrip van mensen voor andere mensen met vreemde beperkingen is stuitend. De vanzelfsprekendheid waarmee zij die succesvol zijn in een concurrentiële samenleving door het leven stappen en anderen, die van bij hun geboorte met fundamentele beperkingen zitten opgezadeld - al hebben zij tien keer meer talent en potentieel -, de schuld geven van hun eigen ongeluk, is ontegensprekelijk inhumaan. Zelfs vrienden verwerven is concurrentieel. Vrienden verworden tot grondstoffen op de markt. Human resources. Hoe kan een neo-liberaal 's nachts de slaap nog vatten.
Zoals Bert zijn er velen. Alleen is Bert onlangs iets ergs overkomen. Bert sprak nooit met anderen, omdat anderen niet met Bert spraken. Anderen dachten dat Bert asociaal was, niet van anderen moest weten, maar Bert kon zich gewoon moeilijk uiten. De spontane mens nam voorbarige conclusies en gooide het concept 'Bert als potentiele vriend' zonder remorse in de vuilbak.
Bert geraakte betrokken in een tragische instorting van een universiteitsgebouw na een gaslek, die tot een ontploffing had geleid. Hij zat ingesloten achter het puin met twee medestudenten, twee van die 'anderen'. En die anderen waren er in geslaagd om voor de nakende tweede ontploffing een vluchtroute te vinden, klauterend van steen naar steen. Bert was echter kleiner dan de twee anderen. En Bert had naar aanleiding van zijn maagproblemen ook een zwak gestel. Hij kwam ook zelden buiten om te sporten, want dat durfde hij niet meer, Bert was anders.
Hij kon de twee 'anderen' niet volgen. De twee anderen dachten dat hij niet wílde volgen, dat hij wilde sterven. Ze lieten hem achter. Hij stierf.
zondag 30 september 2012
If I ruled the world
Wat zou de aarde een fijne woonplaats zijn, mocht ik álle mensen van onze planeet mogen leiden. Op mijn eerste beleidsdag voer ik meteen een grote stijging van de rozenteelt door en ken ik enorme subsidies voor dansopleidingen toe. Tevens komen er maatregelen om het beroep dokter, vooral dat van de radioloog en podoloog, aantrekkelijker te maken. Even later volgt deel twee van de grote wereldverbetering: iedereen zal verplicht zijn zich huppelend door het leven te begeven, in plaats van het gebruikelijke doorworstelen, en het saaie stilstaan wordt ingewisseld voor doorleefde danspasjes. Het maakt niet uit hoe ridicuul of ritmisch erbarmelijk, als de vreugde er maar van afspat. Om het geheel wat af te kruiden, worden dagelijks enkele vrijwilligers aangeduid die rozenblaadjes rondstrooien, kwestie van de wereld nog wat mooier te maken.
Nee, even serieus. Het is eigenlijk een paradoxale kwestie, want met zo’n gigantische macht valt er maar één ding te doen, namelijk deze macht terug uitdelen, en wel evenredig verdeeld onder élk van de zeven miljard mensen. Een eigen visie doordrukken is crimineel en dictatoriaal, punt. Er staat dus maar één topic op de agenda: een hervorming van de democratie. En daar is nog heel wat werk aan.
Ons huidige systeem dateert nog van de 19de eeuw en staat ver van de werkelijkheid af. Allereerst heeft onze geglobaliseerde wereld nood aan een globale democratie, ofte een wereldregering. Tegelijk zorgen verschillende factoren ervoor dat verkozenen en kiezers uiteen zijn gegroeid. Uiteindelijk is het leven op quasi alle terreinen veel ingewikkelder geworden, wat meer invloed heeft op de politieke problematiek dan je zou verwachten.
De particratie wordt om die redenen onder mijn hoede afgeschaft. Om toch zo weinig mogelijk standpunten aan de onderhandelingstafel te krijgen (om niet-efficiënte vergaderingen te vermijden) verkiezen kleinschalige wijkraden een vertegenwoordiger naar een hoger congres met een goedgekeurde resolutie in de hand, waarna er getracht wordt alle resoluties te doen convergeren tot een nieuw akkoord. Dit herhaalt zich tot op het hoogste bevoegde niveau. Op die manier beslist iédereen mee over nationale of internationale kwesties, in plaats van de dictatuur van de meerderheid waarbij aanhangers van niet-regeringspartijen hun mening amper of niet vertegenwoordigd zien. Met dit model heeft elke burger uit in de ganse wereld evenveel te vertellen over bijvoorbeeld de richting die de wereldeconomie uit moet.
"Maar wacht eens even!" hoor ik u denken. "Wat weet de gewone burger nu van economische, maatschappelijke of juridische materie? Worden zij niet beter bestuurd door kenners?" Gedeeltelijk waar, maar een democratie valt of staat met informeren en betrekken van de bevolking. Om aan dit probleem tegemoet te komen, zal een regering enkel bestaan uit (slechts uitvoerende) experts, die diverse voorstellen formuleren aan de bevolking. Men gaat vervolgens vanaf het laagste politieke niveau in discussie, in aanwezigheid van een andere expert ter duiding, tot men het uiteindelijk eens raakt en een resolutie opmaakt voor een hogere instantie. Een raad of parlement kan, bij brede meerderheid, trouwens altijd een volmacht verlenen aan een minister bij acute problemen.
Uiteindelijk is het hoogste orgaan van dit systeem het wereldparlement met zijn wereldregering, welke voornamelijk economische beslissingen zullen nemen. Het is namelijk onmogelijk om in alle vrijheid te kiezen voor een eigen economisch systeem, wanneer het spook van de concurrentiekracht ten opzichte van andere regio's opdoemt. De kapitalistische race naar de bodem en multinationale ondernemingen die landen tegen mekaar kan uitspelen, worden zo vermoedelijk verleden tijd.
Met deze, laten we het sociocratie noemen, hoeven we hopelijk geen bizarre subsidies meer te geven en regels op te leggen. Als men zijn eigen maatschappij werkelijk in handen kan nemen, is de mens hopelijk zó bevrijd, dat hij spontaan al dansend rozenblaadjes rondstrooit.